blekken

Conjugations List of Blekken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikblekblekteheb geblekt
jij, je, ublektblektehebt geblekt
hij, zij, hetblektblekteheeft geblekt
wijblekkenblektenhebben geblekt
jullieblekkenblektenhebben geblekt
zij, zeblekkenblektenhebben geblekt

Presens
Beta

Example presens sentences for Blekken with some of the pronouns.

  • Ik blek vandaag mijn tanden.
  • Jij blekt je kleding regelmatig.
  • Hij/Zij bleekt het haar elke maand.
  • Wij bleken de muren in de slaapkamer wit.
  • Zij bleken de afwas na het eten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Blekken with some of the pronouns.

  • Ik bleekte vroeger mijn tanden niet.
  • Jij bleekte je kleding niet vaak genoeg.
  • Hij/Zij bleekte het haar nooit.
  • Wij bleekten de muren in de slaapkamer niet goed genoeg.
  • Zij bleekten de afwas niet grondig genoeg.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Blekken with some of the pronouns.

  • Ik heb vandaag mijn tanden geblekt.
  • Jij hebt je kleding regelmatig gebleekt.
  • Hij/Zij heeft het haar elke maand gebleekt.
  • Wij hebben de muren in de slaapkamer wit gebleekt.
  • Zij hebben de afwas na het eten gebleekt.