acclimatiseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | acclimatiseer | acclimatiseerde | heb geacclimatiseerd |
jij, je, u | acclimatiseert | acclimatiseerde | hebt geacclimatiseerd |
hij, zij, het | acclimatiseert | acclimatiseerde | heeft geacclimatiseerd |
wij | acclimatiseren | acclimatiseerden | hebben geacclimatiseerd |
jullie | acclimatiseren | acclimatiseerden | hebben geacclimatiseerd |
zij, ze | acclimatiseren | acclimatiseerden | hebben geacclimatiseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Acclimatiseren with some of the pronouns.
- Ik acclimatiseer me snel in een nieuwe omgeving.
- Jij acclimatiseert goed tijdens je vakantie.
- Hij/Zij/Het acclimatiseert langzaam aan het koude weer.
- Wij acclimatiseren graag op het strand.
- Jullie acclimatiseren altijd snel in de bergen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Acclimatiseren with some of the pronouns.
- Ik acclimatiseerde me snel in een nieuwe omgeving.
- Jij acclimatiseerde goed tijdens je vakantie.
- Hij/Zij/Het acclimatiseerde langzaam aan het koude weer.
- Wij acclimatiseerden graag op het strand.
- Jullie acclimatiseerden altijd snel in de bergen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Acclimatiseren with some of the pronouns.
- Ik ben snel geacclimatiseerd in een nieuwe omgeving.
- Jij bent goed geacclimatiseerd tijdens je vakantie.
- Hij/Zij/Het is langzaam geacclimatiseerd aan het koude weer.
- Wij zijn graag geacclimatiseerd op het strand.
- Jullie zijn altijd snel geacclimatiseerd in de bergen.