kwantiseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | kwantiseer | kwantiseerde | heb gekwantiseerd |
jij, je, u | kwantiseert | kwantiseerde | hebt gekwantiseerd |
hij, zij, het | kwantiseert | kwantiseerde | heeft gekwantiseerd |
wij | kwantiseren | kwantiseerden | hebben gekwantiseerd |
jullie | kwantiseren | kwantiseerden | hebben gekwantiseerd |
zij, ze | kwantiseren | kwantiseerden | hebben gekwantiseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Kwantiseren with some of the pronouns.
- Ik kwantiseer de gegevens voor een nauwkeurige analyse.
- Jij kwantiseert de metingen om ze beter vergelijkbaar te maken.
- Hij kwantiseert de resultaten van het onderzoek.
- Zij kwantiseren de waarnemingen in verschillende categorieën.
- We kwantiseren de informatie om het overzichtelijker te maken.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Kwantiseren with some of the pronouns.
- Vroeger kwantiseerde ik de gegevens voor een nauwkeurige analyse.
- Jarenlang kwantiseerde jij de metingen om ze beter vergelijkbaar te maken.
- Vorig jaar kwantiseerde hij de resultaten van het onderzoek.
- In die tijd kwantiseerden zij de waarnemingen in verschillende categorieën.
- Toen probeerden we de informatie te kwantiseren om het overzichtelijker te maken.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Kwantiseren with some of the pronouns.
- Ik heb de gegevens gekwantiseerd voor een nauwkeurige analyse.
- Jij hebt de metingen gekwantiseerd om ze beter vergelijkbaar te maken.
- Hij heeft de resultaten van het onderzoek gekwantiseerd.
- Zij hebben de waarnemingen in verschillende categorieën gekwantiseerd.
- We hebben de informatie gekwantiseerd om het overzichtelijker te maken.