samenspannen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | span samen | spande samen | heb samengespannen |
jij, je, u | spant samen | spande samen | hebt samengespannen |
hij, zij, het | spant samen | spande samen | heeft samengespannen |
wij | spannen samen | spanden samen | hebben samengespannen |
jullie | spannen samen | spanden samen | hebben samengespannen |
zij, ze | spannen samen | spanden samen | hebben samengespannen |
PresensBeta
Example presens sentences for Samenspannen with some of the pronouns.
- Ik span samen met mijn vrienden om een verrassing voor te bereiden.
- Jij spant samen met je collega's om het project af te ronden.
- Hij/zij spant samen met zijn/haar medestudenten om de presentatie voor te bereiden.
- Wij spannen samen met de buurtbewoners om de speeltuin op te knappen.
- Jullie spannen samen met de vrijwilligersorganisatie om voedselpakketten te distribueren.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Samenspannen with some of the pronouns.
- Ik spande samen met mijn vrienden om een geheime club op te richten.
- Jij spande samen met je klasgenoten om antwoorden te delen tijdens de toets.
- Hij/zij spande samen met zijn/haar collega's om promotie te krijgen.
- Wij spanden samen met de andere afdeling om een betere samenwerking tot stand te brengen.
- Jullie spanden samen met de opstandelingen om de corrupte regering omver te werpen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Samenspannen with some of the pronouns.
- Ik heb samengespannen met mijn broer om een grap uit te halen.
- Jij hebt samengespannen met je zus om een verrassingsfeest te organiseren.
- Hij/zij heeft samengespannen met zijn/haar vrienden om een ontsnapping te plannen.
- Wij hebben samengespannen met de politie om de dieven te vangen.
- Jullie hebben samengespannen met de concurrentie om de markt te domineren.