voortrijden

Conjugations List of Voortrijden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikrij voortreed voortben voortgereden
jij, je, urijdt voortreed voortbent voortgereden
hij, zij, hetrijdt voortreed voortis voortgereden
wijrijden voortreden voortzijn voortgereden
jullierijden voortreden voortzijn voortgereden
zij, zerijden voortreden voortzijn voortgereden

Presens
Beta

Example presens sentences for Voortrijden with some of the pronouns.

  • Ik rij voort naar de stad.
  • Jij rijdt voort op je fiets.
  • Hij/Zij rijdt voort met de trein.
  • Wij rijden voort in de auto.
  • Zij rijden voort langs de kust.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Voortrijden with some of the pronouns.

  • Vroeger reed ik voort naar school.
  • Toen ik jong was, reed jij voort op je skateboard.
  • Hij/Zij reed altijd voort met de bus.
  • In die tijd reden wij voort langs de rivier.
  • Elke zomer reden zij voort naar Frankrijk.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Voortrijden with some of the pronouns.

  • Ik ben voortgereden naar het strand.
  • Jij bent voortgereden door de bergen.
  • Hij/Zij is voortgereden naar het bos.
  • Wij zijn voortgereden naar de stad.
  • Zij zijn voortgereden naar het platteland.