coöpteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | coöpteer | coöpteerde | heb gecoöpteerd |
jij, je, u | coöpteert | coöpteerde | hebt gecoöpteerd |
hij, zij, het | coöpteert | coöpteerde | heeft gecoöpteerd |
wij | coöpteren | coöpteerden | hebben gecoöpteerd |
jullie | coöpteren | coöpteerden | hebben gecoöpteerd |
zij, ze | coöpteren | coöpteerden | hebben gecoöpteerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Coöpteren with some of the pronouns.
- Ik coopteer nieuwe leden voor de club.
- Jij coopteert talentvolle spelers voor het team.
- Hij/zij/het coopteert ervaren professionals voor de organisatie.
- Wij coopteren enthousiaste vrijwilligers voor het project.
- Jullie coopteren succesvolle ondernemers als partners.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Coöpteren with some of the pronouns.
- Vroeger coopteerde ik nieuwe leden voor de club.
- Vroeger coopteerde jij talentvolle spelers voor het team.
- Vroeger coopteerde hij/zij/het ervaren professionals voor de organisatie.
- Vroeger coopteerden wij enthousiaste vrijwilligers voor het project.
- Vroeger coopteerden jullie succesvolle ondernemers als partners.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Coöpteren with some of the pronouns.
- Ik heb nieuwe leden gecoopteerd voor de club.
- Jij hebt talentvolle spelers gecoopteerd voor het team.
- Hij/zij/het heeft ervaren professionals gecoopteerd voor de organisatie.
- Wij hebben enthousiaste vrijwilligers gecoopteerd voor het project.
- Jullie hebben succesvolle ondernemers gecoopteerd als partners.