frezen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | frees | freesde | heb gefreesd |
jij, je, u | freest | freesde | hebt gefreesd |
hij, zij, het | freest | freesde | heeft gefreesd |
wij | frezen | freesden | hebben gefreesd |
jullie | frezen | freesden | hebben gefreesd |
zij, ze | frezen | freesden | hebben gefreesd |
Presens
Example presens sentences for Frezen with some of the pronouns.
- Ik frezen elke dag houten planken.
- Jij freest een gleuf in het hout.
- Hij/zij/het freest met precisie.
- Wij frezen metalen onderdelen voor machines.
- Jullie frezen de oppervlakte glad.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Frezen with some of the pronouns.
- Ik freeste vroeger vaak houten planken.
- Jij freeste een gleuf in het hout.
- Hij/zij/het freeste met precisie.
- Wij freesten metalen onderdelen voor machines.
- Jullie freesten de oppervlakte glad.
Perfectum
Example perfectum sentences for Frezen with some of the pronouns.
- Ik heb houten planken gefreesd.
- Jij hebt een gleuf in het hout gefreesd.
- Hij/zij/het heeft met precisie gefreesd.
- Wij hebben metalen onderdelen voor machines gefreesd.
- Jullie hebben de oppervlakte glad gefreesd.