herbewapenen

Conjugations List of Herbewapenen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikherbewapenherbewapendeheb herbewapend
jij, je, uherbewapentherbewapendehebt herbewapend
hij, zij, hetherbewapentherbewapendeheeft herbewapend
wijherbewapenenherbewapendenhebben herbewapend
jullieherbewapenenherbewapendenhebben herbewapend
zij, zeherbewapenenherbewapendenhebben herbewapend

Presens
Beta

Example presens sentences for Herbewapenen with some of the pronouns.

  • Ik herbewapen mezelf voor de uitdaging.
  • Jij herbewapent je tegen de dreiging.
  • Hij/Zij herbewapent zich met nieuwe kennis.
  • Wij herbewapenen ons voor de strijd.
  • Jullie herbewapenen jullie tegen de vijand.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Herbewapenen with some of the pronouns.

  • Ik herbewapende mezelf voor de uitdaging.
  • Jij herbewapende je tegen de dreiging.
  • Hij/Zij herbewapende zich met nieuwe kennis.
  • Wij herbewapenden ons voor de strijd.
  • Jullie herbewapenden jullie tegen de vijand.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Herbewapenen with some of the pronouns.

  • Ik heb mezelf herbewapend voor de uitdaging.
  • Jij hebt je herbewapend tegen de dreiging.
  • Hij/Zij heeft zich herbewapend met nieuwe kennis.
  • Wij hebben ons herbewapend voor de strijd.
  • Jullie hebben jullie herbewapend tegen de vijand.