beschijnen

Conjugations List of Beschijnen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbeschijnbescheenheb beschenen
jij, je, ubeschijntbescheenhebt beschenen
hij, zij, hetbeschijntbescheenheeft beschenen
wijbeschijnenbeschenenhebben beschenen
julliebeschijnenbeschenenhebben beschenen
zij, zebeschijnenbeschenenhebben beschenen

Presens
Beta

Example presens sentences for Beschijnen with some of the pronouns.

  • De zon beschijnt de bloemen in de tuin.
  • Ik beschijn mijn huis met kerstverlichting.
  • De maan beschijnt het wateroppervlak.
  • De lantaarnpalen beschijnen de straat in het donker.
  • De spotlights beschijnen het podium tijdens het concert.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Beschijnen with some of the pronouns.

  • Vroeger beschijnde ik altijd mijn slaapkamer met een nachtlampje.
  • Toen ik jong was, beschijnden we vaak de bomen met zaklampen.
  • Het oude kasteel werd vroeger met fakkels beschijnd.
  • Tijdens de filmavond beschijnden we de woonkamer met kaarsen.
  • Gisterenavond beschijnden de sterren de heldere nachtelijke hemel.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Beschijnen with some of the pronouns.

  • Ik heb de kamer met kaarslicht beschijnd.
  • Hij heeft het probleem vanuit verschillende hoeken beschijnd.
  • Wij hebben de gevel met gekleurde lampen beschijnd.
  • De fotograaf heeft het onderwerp perfect beschijnd.
  • De schijnwerper heeft de acteurs op het toneel goed beschijnd.