kloven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | kloof | kloofde | heb gekloofd |
jij, je, u | klooft | kloofde | hebt gekloofd |
hij, zij, het | klooft | kloofde | heeft gekloofd |
wij | kloven | kloofden | hebben gekloofd |
jullie | kloven | kloofden | hebben gekloofd |
zij, ze | kloven | kloofden | hebben gekloofd |
PresensBeta
Example presens sentences for Kloven with some of the pronouns.
- Ik kloof het hout voor de open haard.
- Jij klooft de appels voor de taart.
- Hij klooft het brood voor het ontbijt.
- Wij kloven het hout in kleine stukken.
- Zij kloven de boomstammen om te gebruiken als brandhout.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Kloven with some of the pronouns.
- Vroeger kloofde ik het hout voor de open haard.
- Jij kloofde de appels voor de taart.
- Hij kloofde het brood voor het ontbijt.
- Wij kloofden het hout in kleine stukken.
- Zij kloofden de boomstammen om te gebruiken als brandhout.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Kloven with some of the pronouns.
- Ik heb het hout gekloofd voor de open haard.
- Jij hebt de appels gekloofd voor de taart.
- Hij heeft het brood gekloofd voor het ontbijt.
- Wij hebben het hout in kleine stukken gekloofd.
- Zij hebben de boomstammen gekloofd om te gebruiken als brandhout.