nabloeien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bloei na | bloeide na | heb nagebloeid |
jij, je, u | bloeit na | bloeide na | hebt nagebloeid |
hij, zij, het | bloeit na | bloeide na | heeft nagebloeid |
wij | bloeien na | bloeiden na | hebben nagebloeid |
jullie | bloeien na | bloeiden na | hebben nagebloeid |
zij, ze | bloeien na | bloeiden na | hebben nagebloeid |
PresensBeta
Example presens sentences for Nabloeien with some of the pronouns.
- De bloemen nabloeien in de lente.
- Ik nabloei na een intense workout.
- Jij nabloeit van geluk na het behalen van je doel.
- Hij/Zij/Het nabloeit na een succesvol optreden.
- Wij/We nabloeien na een heerlijk diner.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Nabloeien with some of the pronouns.
- De bloemen nabloeiden in de lente.
- Ik nabloeide na een intense workout.
- Jij nabloeide van geluk na het behalen van je doel.
- Hij/Zij/Het nabloeide na een succesvol optreden.
- Wij/We nabloeiden na een heerlijk diner.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Nabloeien with some of the pronouns.
- De bloemen hebben nagebloeid in de lente.
- Ik ben nagebloeid na een intense workout.
- Jij bent nagebloeid van geluk na het behalen van je doel.
- Hij/Zij/Het is nagebloeid na een succesvol optreden.
- Wij/We zijn nagebloeid na een heerlijk diner.