overtellen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | tel over | telde over | heb overgeteld |
jij, je, u | telt over | telde over | hebt overgeteld |
hij, zij, het | telt over | telde over | heeft overgeteld |
wij | tellen over | telden over | hebben overgeteld |
jullie | tellen over | telden over | hebben overgeteld |
zij, ze | tellen over | telden over | hebben overgeteld |
PresensBeta
Example presens sentences for Overtellen with some of the pronouns.
- Ik vertel het verhaal over.
- Jij telt het aantal woorden over.
- Hij/zij vertelt de grap nogmaals over.
- Wij tellen de punten opnieuw over.
- Jullie vertellen de gebeurtenissen nauwkeurig over.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Overtellen with some of the pronouns.
- Vroeger vertelde ik altijd spannende verhalen over.
- Toen jij binnenkwam, vertelde ik net het grappige voorval over.
- Hij/zij vertelde vaak moppen over tijdens de pauze.
- Wij vertelden elkaar onze dromen over in de slaapkamer.
- Jullie vertelden de legende steeds weer opnieuw over.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Overtellen with some of the pronouns.
- Ik heb het boek al vijf keer oververteld.
- Jij hebt de details van het incident goed oververteld.
- Hij/zij heeft de speech perfect oververteld.
- Wij hebben de regels aan iedereen oververteld.
- Jullie hebben het nieuws snel oververteld.