suizebollen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | suizebol | suizebolde | heb gesuizebold |
jij, je, u | suizebolt | suizebolde | hebt gesuizebold |
hij, zij, het | suizebolt | suizebolde | heeft gesuizebold |
wij | suizebollen | suizebolden | hebben gesuizebold |
jullie | suizebollen | suizebolden | hebben gesuizebold |
zij, ze | suizebollen | suizebolden | hebben gesuizebold |
PresensBeta
Example presens sentences for Suizebollen with some of the pronouns.
- Ik suizebol door de straten.
- Jij suizebolt snel op je fiets.
- Hij suizebolt met volle snelheid voorbij.
- Wij suizebollen graag in het pretpark.
- Zij suizebollen door de lucht met hun parachutes.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Suizebollen with some of the pronouns.
- Vroeger suizebolde ik altijd door de straten.
- Toen suizebolde jij snel op je fiets.
- Hij suizebolde met volle snelheid voorbij, terwijl ik keek.
- Wij suizebolden vroeger graag in het pretpark.
- Zij suizebolden door de lucht met hun parachutes, en het was geweldig.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Suizebollen with some of the pronouns.
- Ik heb gesuizebold door de straten.
- Jij bent snel gesuizebold op je fiets.
- Hij is met volle snelheid gesuizebold voorbij.
- Wij hebben graag gesuizebold in het pretpark.
- Zij zijn met hun parachutes door de lucht gesuizebold.