vastbakken

Conjugations List of Vastbakken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbak vastbakte vastben vastgebakken
jij, je, ubakt vastbakte vastbent vastgebakken
hij, zij, hetbakt vastbakte vastis vastgebakken
wijbakken vastbakten vastzijn vastgebakken
julliebakken vastbakten vastzijn vastgebakken
zij, zebakken vastbakten vastzijn vastgebakken

Presens
Beta

Example presens sentences for Vastbakken with some of the pronouns.

  • Ik bak de taart vast.
  • Jij bakt de koekjes vast.
  • Hij/Zij/Het bakt het brood vast.
  • Wij bakken de vis vast.
  • Zij bakken de pannenkoeken vast.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Vastbakken with some of the pronouns.

  • Ik bakte vroeger altijd de taart vast.
  • Jij bakte vroeger altijd de koekjes vast.
  • Hij/Zij/Het bakte vroeger altijd het brood vast.
  • Wij bakte vroeger altijd de vis vast.
  • Zij bakte vroeger altijd de pannenkoeken vast.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Vastbakken with some of the pronouns.

  • Ik heb de taart vastgebakken.
  • Jij hebt de koekjes vastgebakken.
  • Hij/Zij/Het heeft het brood vastgebakken.
  • Wij hebben de vis vastgebakken.
  • Zij hebben de pannenkoeken vastgebakken.