bobsleeën

Conjugations List of Bobsleeën.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbobsleebobsleedeheb gebobsleed
jij, je, ubobsleetbobsleedehebt gebobsleed
hij, zij, hetbobsleetbobsleedeheeft gebobsleed
wijbobsleeënbobsleedenhebben gebobsleed
julliebobsleeënbobsleedenhebben gebobsleed
zij, zebobsleeënbobsleedenhebben gebobsleed

Presens

Example presens sentences for Bobsleeën with some of the pronouns.

  • Ik bobslee.
  • Jij bobsleedt.
  • Hij/Zij/Het bobsleet.
  • Wij bobsleeën.
  • Jullie bobsleeën.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Bobsleeën with some of the pronouns.

  • Ik bobsleede.
  • Jij bobsleedde.
  • Hij/Zij/Het bobsleedde.
  • Wij bobsleeden.
  • Jullie bobsleeden.

Perfectum

Example perfectum sentences for Bobsleeën with some of the pronouns.

  • Ik heb gebobsleed.
  • Jij hebt gebobsleed.
  • Hij/Zij/Het heeft gebobsleed.
  • Wij hebben gebobsleed.
  • Jullie hebben gebobsleed.