terugvoeren

Conjugations List of Terugvoeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvoer terugvoerde terugheb teruggevoerd
jij, je, uvoert terugvoerde terughebt teruggevoerd
hij, zij, hetvoert terugvoerde terugheeft teruggevoerd
wijvoeren terugvoerden terughebben teruggevoerd
jullievoeren terugvoerden terughebben teruggevoerd
zij, zevoeren terugvoerden terughebben teruggevoerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Terugvoeren with some of the pronouns.

  • Ik voer de kinderen terug naar huis.
  • Jij voert de auto terug naar de garage.
  • Hij voert de discussie terug naar het oorspronkelijke onderwerp.
  • Wij voeren de patiënt terug naar zijn kamer.
  • Zij voeren de hond terug naar de eigenaar.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Terugvoeren with some of the pronouns.

  • Ik voerde de kinderen terug naar huis.
  • Jij voerde de auto terug naar de garage.
  • Hij voerde de discussie terug naar het oorspronkelijke onderwerp.
  • Wij voerden de patiënt terug naar zijn kamer.
  • Zij voerden de hond terug naar de eigenaar.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Terugvoeren with some of the pronouns.

  • Ik heb de kinderen teruggevoerd naar huis.
  • Jij hebt de auto teruggevoerd naar de garage.
  • Hij heeft de discussie teruggevoerd naar het oorspronkelijke onderwerp.
  • Wij hebben de patiënt teruggevoerd naar zijn kamer.
  • Zij hebben de hond teruggevoerd naar de eigenaar.