doordrijven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | drijf door | dreef door | heb doorgedreven |
jij, je, u | drijft door | dreef door | hebt doorgedreven |
hij, zij, het | drijft door | dreef door | heeft doorgedreven |
wij | drijven door | dreven door | hebben doorgedreven |
jullie | drijven door | dreven door | hebben doorgedreven |
zij, ze | drijven door | dreven door | hebben doorgedreven |
PresensBeta
Example presens sentences for Doordrijven with some of the pronouns.
- Ik drijf door in de regen.
- Jij drijft door met je oefeningen.
- Hij/Zij drijft door in zijn/haar werk.
- Wij drijven door naar het volgende onderwerp.
- Zij drijven door in hun protest.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Doordrijven with some of the pronouns.
- Ik dreef door terwijl het donker werd.
- Jij dreef door ondanks de vermoeidheid.
- Hij/Zij dreef door zonder te stoppen.
- Wij dreven door langs de kustlijn.
- Zij dreven door door weer en wind.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Doordrijven with some of the pronouns.
- Ik ben doorgedreven in mijn studie.
- Jij bent doorgedreven in je training.
- Hij/Zij is doorgedreven in zijn/haar onderzoek.
- Wij zijn doorgedreven in onze voorbereiding.
- Zij zijn doorgedreven in hun streven naar succes.