tweernen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | tweern | tweernde | heb getweernd |
jij, je, u | tweernt | tweernde | hebt getweernd |
hij, zij, het | tweernt | tweernde | heeft getweernd |
wij | tweernen | tweernden | hebben getweernd |
jullie | tweernen | tweernden | hebben getweernd |
zij, ze | tweernen | tweernden | hebben getweernd |
PresensBeta
Example presens sentences for Tweernen with some of the pronouns.
- Ik tweern vandaag aan mijn project.
- Jij tweert altijd heel snel je werk af.
- Hij/Zij/Het tweert graag in de ochtend.
- Wij tweernen samen aan dit probleem.
- Jullie tweeren vaak te laat naar bed.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Tweernen with some of the pronouns.
- Ik tweerde gisteren aan mijn huiswerk.
- Jij tweerde altijd met plezier naar de sportschool.
- Hij/Zij/Het tweerde vroeger veel in zijn/haar dagboek.
- Wij tweerden elke zomer naar dezelfde camping.
- Jullie tweerden vroeger vaak verstoppertje in de speeltuin.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Tweernen with some of the pronouns.
- Ik heb getweerd aan mijn presentatie.
- Jij hebt al een paar keer getweerd in deze wedstrijd.
- Hij/Zij/Het heeft vorige week getweerd op het podium.
- Wij hebben veel getweerd om dit doel te bereiken.
- Jullie hebben netjes getweerd in de tuin.