samenklinken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | klink samen | klonk samen | heb samengeklonken |
jij, je, u | klinkt samen | klonk samen | hebt samengeklonken |
hij, zij, het | klinkt samen | klonk samen | heeft samengeklonken |
wij | klinken samen | klonken samen | hebben samengeklonken |
jullie | klinken samen | klonken samen | hebben samengeklonken |
zij, ze | klinken samen | klonken samen | hebben samengeklonken |
PresensBeta
Example presens sentences for Samenklinken with some of the pronouns.
- De klanken samen klinken harmonieus.
- Wij klinken samen als een goed team.
- Jullie klinken altijd vrolijk wanneer jullie samen zingen.
- De instrumenten en stemmen klinken prachtig samen.
- Ik vind het mooi hoe de woorden samen klinken in dit gedicht.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Samenklinken with some of the pronouns.
- Vorig jaar klonken ze niet goed samen tijdens het optreden.
- Toen ik jonger was, klonk ik altijd graag samen met mijn broer.
- Tijdens de repetitie klonken ze vaak onsamenhangend samen.
- In het begin klonken de stemmen niet volledig samen, maar dat verbeterde later.
- Als kinderen klonken we soms vreselijk samen, maar we groeiden eruit.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Samenklinken with some of the pronouns.
- Gisteren hebben we samen geklonken op het succes van het concert.
- Hij heeft nog nooit zo goed samen geklonken met zijn bandleden.
- Na vele repetities hebben ze eindelijk samen geklonken zoals ze wilden.
- Zij hebben allemaal al eerder samen geklonken in verschillende projecten.
- Het publiek heeft enthousiast geklapt nadat ze samen hebben geklonken.