agioteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | agioteer | agioteerde | heb geagioteerd |
jij, je, u | agioteert | agioteerde | hebt geagioteerd |
hij, zij, het | agioteert | agioteerde | heeft geagioteerd |
wij | agioteren | agioteerden | hebben geagioteerd |
jullie | agioteren | agioteerden | hebben geagioteerd |
zij, ze | agioteren | agioteerden | hebben geagioteerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Agioteren with some of the pronouns.
- Ik agiotmeer in de beurs.
- Jij agiotereert met aandelen.
- Hij/Zij/Het agiotereert voor winst.
- Wij agioteren op de financiƫle markten.
- Jullie agioteren met risicovolle investeringen.
- Zij agioteren met valuta.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Agioteren with some of the pronouns.
- Ik agioterde vroeger vaak op de beurs.
- Jij agioterde regelmatig met aandelen.
- Hij/Zij/Het agioterde als een professional.
- Wij agioterden toen we jong waren.
- Jullie agioterden zonder veel kennis.
- Zij agioterden te veel en verloren geld.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Agioteren with some of the pronouns.
- Ik heb geagioteerd op de effectenbeurs.
- Jij hebt al eerder geagioteerd.
- Hij/Zij/Het heeft winst gemaakt door te agioteren.
- Wij hebben veel geld verdiend met agioteren.
- Jullie hebben risico genomen en geagioteerd.
- Zij hebben met succes geagioteerd in het verleden.