analogiseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | analogiseer | analogiseerde | heb geanalogiseerd |
jij, je, u | analogiseert | analogiseerde | hebt geanalogiseerd |
hij, zij, het | analogiseert | analogiseerde | heeft geanalogiseerd |
wij | analogiseren | analogiseerden | hebben geanalogiseerd |
jullie | analogiseren | analogiseerden | hebben geanalogiseerd |
zij, ze | analogiseren | analogiseerden | hebben geanalogiseerd |
Presens
Example presens sentences for Analogiseren with some of the pronouns.
- Ik analyseer de data om overeenkomsten te vinden.
- Jij analyseert de grafieken om trends te identificeren.
- Hij/Zij analyseert de situatie om een oplossing te bedenken.
- Wij analyseren de resultaten om conclusies te trekken.
- Jullie analyseren de informatie om inzicht te krijgen.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Analogiseren with some of the pronouns.
- Vroeger analyseerde ik complexe systemen.
- Toen ik jonger was, analyseerde ik graag literaire werken.
- In het verleden analyseerde hij/zij economische ontwikkelingen.
- Wij analyseerden de markttrends regelmatig.
- Jullie analyseerden de problemen zorgvuldig voordat jullie actie ondernamen.
Perfectum
Example perfectum sentences for Analogiseren with some of the pronouns.
- Ik heb geanalyseerd wat er is gebeurd.
- Jij hebt de verschillende aspecten geanalyseerd.
- Hij/Zij heeft de problemen grondig geanalyseerd.
- Wij hebben de gegevens nauwkeurig geanalyseerd.
- Jullie hebben de patronen en trends geanalyseerd.