bedieden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bedied | bediedde | heb bedied |
jij, je, u | bediedt | bediedde | hebt bedied |
hij, zij, het | bediedt | bediedde | heeft bedied |
wij | bedieden | bediedden | hebben bedied |
jullie | bedieden | bediedden | hebben bedied |
zij, ze | bedieden | bediedden | hebben bedied |
PresensBeta
Example presens sentences for Bedieden with some of the pronouns.
- Ik bedied de boodschap aan mijn vrienden.
- Jij bediedt de betekenis van het woord verkeerd.
- Hij bediedt zijn beslissingen met zorgvuldige overweging.
- Wij bedieden de regels in ons dagelijks leven.
- Zij bedieden de gevolgen van hun acties niet.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bedieden with some of the pronouns.
- Ik bediede de boodschap aan mijn vrienden.
- Jij bediedde de betekenis van het woord verkeerd.
- Hij bediedde zijn beslissingen met zorgvuldige overweging.
- Wij bediedden de regels in ons dagelijks leven.
- Zij bediedden de gevolgen van hun acties niet.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bedieden with some of the pronouns.
- Ik heb de boodschap aan mijn vrienden bedied.
- Jij hebt de betekenis van het woord verkeerd bedied.
- Hij heeft zijn beslissingen met zorgvuldige overweging bedied.
- Wij hebben de regels in ons dagelijks leven bedied.
- Zij hebben de gevolgen van hun acties niet bedied.