beurelen

Conjugations List of Beurelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbeurelbeureldeheb gebeureld
jij, je, ubeureltbeureldehebt gebeureld
hij, zij, hetbeureltbeureldeheeft gebeureld
wijbeurelenbeureldenhebben gebeureld
julliebeurelenbeureldenhebben gebeureld
zij, zebeurelenbeureldenhebben gebeureld

Presens
Beta

Example presens sentences for Beurelen with some of the pronouns.

  • Ik beurel elke dag op kantoor.
  • Jij beurelt graag in de avonduren.
  • Hij/Zij beurelt al jaren bij dat bedrijf.
  • Wij beurelen regelmatig tijdens de lunchpauze.
  • Zij beurelen met veel enthousiasme op het podium.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Beurelen with some of the pronouns.

  • Vroeger beurelde ik altijd met mijn vrienden op zaterdagavond.
  • Toen ik jong was, beurelde ik vaak op festivals.
  • Hij/Zij beurelde elke dag na schooltijd met zijn/haar broers en zussen.
  • In die tijd beurelden we voornamelijk in kleine cafés.
  • Iedereen beurelde vroeger op die locatie, maar nu is het gesloten.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Beurelen with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren beureld op een feestje.
  • Jij bent al meerdere keren uit beurelen geweest.
  • Hij/Zij is nog nooit naar zo'n groot evenement beureld.
  • Wij hebben vorige week samen beureld in Amsterdam.
  • Zij zijn pas net begonnen met beurelen en hebben er al veel plezier in.