bijscholen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | school bij | schoolde bij | heb bijgeschoold |
jij, je, u | schoolt bij | schoolde bij | hebt bijgeschoold |
hij, zij, het | schoolt bij | schoolde bij | heeft bijgeschoold |
wij | scholen bij | schoolden bij | hebben bijgeschoold |
jullie | scholen bij | schoolden bij | hebben bijgeschoold |
zij, ze | scholen bij | schoolden bij | hebben bijgeschoold |
PresensBeta
Example presens sentences for Bijscholen with some of the pronouns.
- Ik schol me bij om mijn vaardigheden te verbeteren.
- Jij scholt je bij door een cursus te volgen.
- Hij/zij/het scholt zich bij om up-to-date te blijven.
- Wij scholen ons bij voor onze carrièregroei.
- Jullie scholen je bij om nieuwe kennis op te doen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bijscholen with some of the pronouns.
- Ik schoolde me bij om mijn vaardigheden te verbeteren.
- Jij schoolde je bij door een cursus te volgen.
- Hij/zij/het schoolde zich bij om up-to-date te blijven.
- Wij schoolden ons bij voor onze carrièregroei.
- Jullie schoolden je bij om nieuwe kennis op te doen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bijscholen with some of the pronouns.
- Ik heb me bijgeschoold om mijn vaardigheden te verbeteren.
- Jij hebt je bijgeschoold door een cursus te volgen.
- Hij/zij/het heeft zich bijgeschoold om up-to-date te blijven.
- Wij hebben ons bijgeschoold voor onze carrièregroei.
- Jullie hebben je bijgeschoold om nieuwe kennis op te doen.