binnenschieten

Conjugations List of Binnenschieten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikschiet binnenschoot binnenheb binnengeschoten
jij, je, uschiet binnenschoot binnenhebt binnengeschoten
hij, zij, hetschiet binnenschoot binnenheeft binnengeschoten
wijschieten binnenschoten binnenhebben binnengeschoten
jullieschieten binnenschoten binnenhebben binnengeschoten
zij, zeschieten binnenschoten binnenhebben binnengeschoten

Presens

Example presens sentences for Binnenschieten with some of the pronouns.

  • Ik schiet binnen in de klas.
  • Jij schiet altijd laat binnen.
  • Hij schiet snel binnen om zijn jas te pakken.
  • Wij schieten regelmatig binnen bij onze vrienden.
  • Zij schieten vaak binnen zonder te kloppen.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Binnenschieten with some of the pronouns.

  • Vroeger schoot ik altijd te laat binnen.
  • Toen ik aankwam, was hij al binnen geschoten.
  • In die tijd schoot hij vaak binnen zonder iets te zeggen.
  • Wij schoten binnen terwijl zij aan het opruimen waren.
  • Elke dag schoten zij om dezelfde tijd binnen.

Perfectum

Example perfectum sentences for Binnenschieten with some of the pronouns.

  • Ik ben binnen geschoten en heb meteen mijn jas uitgedaan.
  • Jij bent gisteravond laat binnen geschoten.
  • Hij is vandaag vroeg binnen geschoten om een boek te lenen.
  • Wij zijn onverwachts binnen geschoten terwijl ze aan het eten waren.
  • Zij zijn net binnen geschoten en hebben ons verrast.