botaniseren

Conjugations List of Botaniseren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbotaniseerbotaniseerdeheb gebotaniseerd
jij, je, ubotaniseertbotaniseerdehebt gebotaniseerd
hij, zij, hetbotaniseertbotaniseerdeheeft gebotaniseerd
wijbotaniserenbotaniseerdenhebben gebotaniseerd
julliebotaniserenbotaniseerdenhebben gebotaniseerd
zij, zebotaniserenbotaniseerdenhebben gebotaniseerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Botaniseren with some of the pronouns.

  • Ik botaniseer in de tuin om nieuwe planten te ontdekken.
  • Jij botaniseert graag in de natuur tijdens je vrije tijd.
  • Hij botaniseert regelmatig in het bos om wilde bloemen te bestuderen.
  • Zij botaniseren vaak samen in verschillende parken en tuinen.
  • Wij botaniseren elke zomer op vakantie in exotische gebieden.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Botaniseren with some of the pronouns.

  • Vroeger botaniseerde ik altijd in mijn achtertuin als kind.
  • Toen we jong waren, botaniseerden we vaak in het nabijgelegen bos.
  • Hij botaniseerde regelmatig tijdens zijn studie biologie.
  • Zij botaniseerden elk weekend in verschillende natuurgebieden.
  • In die tijd botaniseerden we vaak samen in de duinen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Botaniseren with some of the pronouns.

  • Ik heb gebotaniseerd in de Botanische Tuin voor mijn onderzoeksproject.
  • Jij hebt al eerder in dit gebied gebotaniseerd, toch?
  • Hij heeft onlangs in de Alpen gebotaniseerd en veel zeldzame planten gevonden.
  • Zij hebben al vele malen in deze botanische tuin gebotaniseerd.
  • Wij hebben gisteren in het nationale park gebotaniseerd en een zeldzame orchidee gevonden.