ziegezagen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ziegezaag | ziegezaagde | heb geziegezaagd |
jij, je, u | ziegezaagt | ziegezaagde | hebt geziegezaagd |
hij, zij, het | ziegezaagt | ziegezaagde | heeft geziegezaagd |
wij | ziegezagen | ziegezaagden | hebben geziegezaagd |
jullie | ziegezagen | ziegezaagden | hebben geziegezaagd |
zij, ze | ziegezagen | ziegezaagden | hebben geziegezaagd |
PresensBeta
Example presens sentences for Ziegezagen with some of the pronouns.
- Ik ziegezaag elke dag in mijn vrije tijd.
- Jij ziegezaagt altijd over kleine dingen.
- Hij/zij ziegezaagt nooit en blijft altijd positief.
- Wij ziegezagen graag tijdens de lunchpauze.
- Zij ziegezagen vaak over het slechte weer.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Ziegezagen with some of the pronouns.
- Vroeger zag ikgezaagd met mijn grootvader.
- Toen jij jong was, zag jegezaagd alles wat je wilde.
- Hij/zij zaggezaagd vaak op televisie.
- In die tijd zagen wijgezaagd elkaar regelmatig.
- Als kinderen zaagden zijgezaagd constant om aandacht.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Ziegezagen with some of the pronouns.
- Ik heb gezien en gezaagd tijdens het weekend.
- Jij bent naar het bos geweest en hebt meegezaagd.
- Hij/zij heeft veel gezien en gezaagd op reis.
- Wij zijn naar de fabriek gegaan en hebben meegezaagd.
- Zij hebben gezien en gezaagd tijdens de voorstelling.