opbraden

Conjugations List of Opbraden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbraad opbraadde opheb opgebraden
jij, je, ubraadt opbraadde ophebt opgebraden
hij, zij, hetbraadt opbraadde opheeft opgebraden
wijbraden opbraadden ophebben opgebraden
julliebraden opbraadden ophebben opgebraden
zij, zebraden opbraadden ophebben opgebraden