brallen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bral | bralde | heb gebrald |
jij, je, u | bralt | bralde | hebt gebrald |
hij, zij, het | bralt | bralde | heeft gebrald |
wij | brallen | bralden | hebben gebrald |
jullie | brallen | bralden | hebben gebrald |
zij, ze | brallen | bralden | hebben gebrald |
PresensBeta
Example presens sentences for Brallen with some of the pronouns.
- Ik bral over het weer.
- Jij bralt altijd over je successen.
- Hij bralt voortdurend over zijn prestaties.
- Wij brallen graag op feestjes.
- Zij brallen over hun vakantieplannen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Brallen with some of the pronouns.
- Vroeger bralde ik altijd over mijn hobby's.
- Toen jij jong was, bralde je vaak over je dromen.
- Hij bralde vroeger te veel over zijn veroveringen.
- Wij bralden regelmatig over politiek.
- Zij bralden gisteren nog over hun favoriete films.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Brallen with some of the pronouns.
- Ik heb gebralld over mijn nieuwe baan.
- Jij hebt veel gebralld tijdens de vergadering.
- Hij heeft al genoeg gebralld over zijn avonturen.
- Wij hebben nooit zo veel gebralld als zij.
- Zij hebben eindelijk gebralld over hun geheime project.