spankeren

Conjugations List of Spankeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikspankerspankerdeheb gespankerd
jij, je, uspankertspankerdehebt gespankerd
hij, zij, hetspankertspankerdeheeft gespankerd
wijspankerenspankerdenhebben gespankerd
julliespankerenspankerdenhebben gespankerd
zij, zespankerenspankerdenhebben gespankerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Spankeren with some of the pronouns.

  • Ik spankeer elke dag naar mijn werk.
  • Jij spankeert graag in het park.
  • Hij/Zij/Het spankeert altijd te snel.
  • Wij spankeeren regelmatig in de buurt.
  • Jullie spankeeren vaak op het strand.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Spankeren with some of the pronouns.

  • Vroeger spankeerde ik naar school.
  • Toen ik jong was, spankeerde jij met je vrienden.
  • Hij/Zij/Het spankeerde altijd op dezelfde plek.
  • Wij spankeerden in die tijd veel door de stad.
  • Jullie spankeerden vaak 's avonds.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Spankeren with some of the pronouns.

  • Ik heb gespankeerd tijdens mijn vakantie.
  • Jij bent naar Amsterdam gespankeerd vorige week.
  • Hij/Zij/Het is gisterenavond gespankeerd.
  • Wij zijn al een paar keer gespankeerd dit jaar.
  • Jullie hebben veel gespankeerd in de zomer.