paternosteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | paternoster | paternosterde | heb gepaternosterd |
jij, je, u | paternostert | paternosterde | hebt gepaternosterd |
hij, zij, het | paternostert | paternosterde | heeft gepaternosterd |
wij | paternosteren | paternosterden | hebben gepaternosterd |
jullie | paternosteren | paternosterden | hebben gepaternosterd |
zij, ze | paternosteren | paternosterden | hebben gepaternosterd |
PresensBeta
Example presens sentences for Paternosteren with some of the pronouns.
- Ik paternoster vandaag in de kerk.
- Jij paternostert regelmatig tijdens de gebedsdienst.
- Hij/Zij/Het paternostert met toewijding elke avond.
- Wij paternosteren graag als onderdeel van onze geloofspraktijk.
- Jullie paternosteren met passie tijdens de religieuze vieringen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Paternosteren with some of the pronouns.
- Vroeger paternosteerde ik dagelijks in mijn jeugd.
- Toen ik jonger was, paternosteerde jij altijd met mij mee.
- Hij/Zij/Het paternosteerde vroeger in de oude kapel.
- Wij paternosteerden regelmatig tijdens de zondagsmissen.
- Jullie paternosteerden met enthousiasme op religieuze feestdagen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Paternosteren with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren gepaternosterd in de kapel.
- Jij hebt al vaak gepaternosterd in verschillende kerken.
- Hij/Zij/Het heeft onlangs gepaternosterd tijdens de bedevaart.
- Wij hebben samen gepaternosterd voor een bijzondere intentie.
- Jullie hebben intensief gepaternosterd tijdens de vastentijd.