interrogeren

Conjugations List of Interrogeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikinterrogeerinterrogeerdeheb geïnterrogeerd
jij, je, uinterrogeertinterrogeerdehebt geïnterrogeerd
hij, zij, hetinterrogeertinterrogeerdeheeft geïnterrogeerd
wijinterrogereninterrogeerdenhebben geïnterrogeerd
jullieinterrogereninterrogeerdenhebben geïnterrogeerd
zij, zeinterrogereninterrogeerdenhebben geïnterrogeerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Interrogeren with some of the pronouns.

  • Ik interrogeer de studenten over hun huiswerk.
  • Jij interrogeert de leerlingen over de lesstof.
  • Hij/Zij interrogeert de klas over de presentatie.
  • Wij interrogeren de kinderen over hun vorderingen.
  • Jullie interrogeren de groep over hun mening.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Interrogeren with some of the pronouns.

  • Ik interrogeerde de studenten over hun huiswerk.
  • Jij interrogeerde de leerlingen over de lesstof.
  • Hij/Zij interrogeerde de klas over de presentatie.
  • Wij interpelleerden de kinderen over hun vorderingen.
  • Jullie interrogeerden de groep over hun mening.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Interrogeren with some of the pronouns.

  • Ik heb de studenten geïnterrogeerd over hun huiswerk.
  • Jij hebt de leerlingen geïnterrogeerd over de lesstof.
  • Hij/Zij heeft de klas geïnterrogeerd over de presentatie.
  • Wij hebben de kinderen geïnterrogeerd over hun vorderingen.
  • Jullie hebben de groep geïnterrogeerd over hun mening.