aanfluiten

Conjugations List of Aanfluiten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikfluit aanfloot aanheb aangefloten
jij, je, ufluit aanfloot aanhebt aangefloten
hij, zij, hetfluit aanfloot aanheeft aangefloten
wijfluiten aanfloten aanhebben aangefloten
julliefluiten aanfloten aanhebben aangefloten
zij, zefluiten aanfloten aanhebben aangefloten

Presens
Beta

Example presens sentences for Aanfluiten with some of the pronouns.

  • Ik fluit de spelers uit.
  • Jij fluit de tegenstander uit.
  • Hij fluit de scheidsrechter uit.
  • Wij fluiten het team uit.
  • Zij fluiten de coach uit.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aanfluiten with some of the pronouns.

  • Ik floot de spelers uit.
  • Jij floot de tegenstander uit.
  • Hij floot de scheidsrechter uit.
  • Wij floten het team uit.
  • Zij floten de coach uit.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aanfluiten with some of the pronouns.

  • Ik heb de spelers uitgefloten.
  • Jij hebt de tegenstander uitgefloten.
  • Hij heeft de scheidsrechter uitgefloten.
  • Wij hebben het team uitgefloten.
  • Zij hebben de coach uitgefloten.