vasten

Conjugations List of Vasten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikvastvastteheb gevast
jij, je, uvastvasttehebt gevast
hij, zij, hetvastvastteheeft gevast
wijvastenvasttenhebben gevast
jullievastenvasttenhebben gevast
zij, zevastenvasttenhebben gevast

Presens
Beta

Example presens sentences for Vasten with some of the pronouns.

  • Ik vast elke maandag voor religieuze redenen.
  • Jij vast regelmatig om je gezondheid te verbeteren.
  • Hij/Zij/Het vast momenteel voor een detoxkuur.
  • Wij vasten tijdens de Ramadan.
  • Jullie vasten om solidariteit te tonen met de armen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Vasten with some of the pronouns.

  • Ik vastte altijd op vrijdag toen ik jonger was.
  • Jij vastte regelmatig in je studententijd.
  • Hij/Zij/Het vastte vaak tijdens de vastenperiode.
  • Wij vastten elk jaar tijdens de vastentijd.
  • Jullie vastten graag op speciale feestdagen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Vasten with some of the pronouns.

  • Ik heb vorige week gevast voor een medische test.
  • Jij hebt al eens eerder gevast voor spirituele doeleinden.
  • Hij/Zij/Het heeft sinds gisteren niet meer gevast.
  • Wij hebben in het verleden samen gevast als traditie.
  • Jullie hebben onlangs een vastendieet geprobeerd.