vervuren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vervuur | vervuurde | ben vervuurd |
jij, je, u | vervuurt | vervuurde | bent vervuurd |
hij, zij, het | vervuurt | vervuurde | is vervuurd |
wij | vervuren | vervuurden | zijn vervuurd |
jullie | vervuren | vervuurden | zijn vervuurd |
zij, ze | vervuren | vervuurden | zijn vervuurd |
PresensBeta
Example presens sentences for Vervuren with some of the pronouns.
- Ik vervuur de kogels in het schietbaan.
- Jij vervuurt je taken niet op tijd.
- Hij vervuurt zijn verantwoordelijkheden als leider.
- Wij vervuren raketten tijdens de lancering.
- Zij vervuren vuurwerk tijdens oud en nieuw.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vervuren with some of the pronouns.
- Ik vervuurde de kogels in het schietbaan.
- Jij vervuurde je taken niet op tijd.
- Hij vervuurde zijn verantwoordelijkheden als leider.
- Wij vervuurden raketten tijdens de lancering.
- Zij vervuurden vuurwerk tijdens oud en nieuw.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vervuren with some of the pronouns.
- Ik heb de kogels vervuurd in het schietbaan.
- Jij hebt je taken niet op tijd vervuurd.
- Hij heeft zijn verantwoordelijkheden als leider vervuurd.
- Wij hebben raketten vervuurd tijdens de lancering.
- Zij hebben vuurwerk vervuurd tijdens oud en nieuw.