demarqueren

Conjugations List of Demarqueren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdemarqueerdemarqueerdeheb gedemarqueerd
jij, je, udemarqueertdemarqueerdehebt gedemarqueerd
hij, zij, hetdemarqueertdemarqueerdeheeft gedemarqueerd
wijdemarquerendemarqueerdenhebben gedemarqueerd
julliedemarquerendemarqueerdenhebben gedemarqueerd
zij, zedemarquerendemarqueerdenhebben gedemarqueerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Demarqueren with some of the pronouns.

  • Ik demarqueer de spelregels tijdens het voetbaltoernooi.
  • Jij demarqueert jezelf als een unieke speler in het team.
  • Hij demarqueert met zijn slimme loopacties in het veld.
  • Zij demarqueert de tactiek van de tegenstander en past zich aan.
  • We demarqueren ons als een sterke concurrent in de markt.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Demarqueren with some of the pronouns.

  • Ik demarqueerde vaak tijdens mijn carrière als voetballer.
  • Jij demarqueerde regelmatig om ruimte te creëren voor je medespelers.
  • Hij demarqueerde altijd op het juiste moment in de wedstrijden.
  • Zij demarqueerde soepel en behendig in het veld.
  • We demarqueerden met veel overtuiging tijdens de trainingen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Demarqueren with some of the pronouns.

  • Ik heb gedemarqueerd tijdens de wedstrijd gisteren.
  • Jij hebt jezelf gedemarqueerd als een uitstekende aanvaller.
  • Hij heeft gedemarqueerd met succes in verschillende situaties.
  • Zij heeft de tegenstander gedemarqueerd met haar slimme zetten.
  • We hebben ons sterk gedemarqueerd in de laatste competitiewedstrijd.