afzijgen

Conjugations List of Afzijgen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzijg afzeeg afheb afgezegen
jij, je, uzijgt afzeeg afhebt afgezegen
hij, zij, hetzijgt afzeeg afheeft afgezegen
wijzijgen afzegen afhebben afgezegen
julliezijgen afzegen afhebben afgezegen
zij, zezijgen afzegen afhebben afgezegen

Presens
Beta

Example presens sentences for Afzijgen with some of the pronouns.

  • Ik zeg af voor de vergadering.
  • Jij zegt af voor het feestje.
  • Hij/zij zegt af vanwege ziekte.
  • Wij zeggen af voor de excursie.
  • Jullie zeggen af voor de afspraak.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afzijgen with some of the pronouns.

  • Ik zei af voor de vergadering.
  • Jij zei af voor het feestje.
  • Hij/zij zei af vanwege ziekte.
  • Wij zeiden af voor de excursie.
  • Jullie zeiden af voor de afspraak.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afzijgen with some of the pronouns.

  • Ik heb afgezegd voor de vergadering.
  • Jij hebt afgezegd voor het feestje.
  • Hij/zij heeft afgezegd vanwege ziekte.
  • Wij hebben afgezegd voor de excursie.
  • Jullie hebben afgezegd voor de afspraak.