domineren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | domineer | domineerde | heb gedomineerd |
jij, je, u | domineert | domineerde | hebt gedomineerd |
hij, zij, het | domineert | domineerde | heeft gedomineerd |
wij | domineren | domineerden | hebben gedomineerd |
jullie | domineren | domineerden | hebben gedomineerd |
zij, ze | domineren | domineerden | hebben gedomineerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Domineren with some of the pronouns.
- De nieuwe speler domineert het voetbalveld.
- Zij domineert de discussie met haar sterke argumenten.
- De krachtige stroming domineert de rivier.
- De concurrentie probeert de markt te domineren.
- De dictator wilde zijn land domineren.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Domineren with some of the pronouns.
- Vroeger domineerde de monarchie het land.
- Toen ik jong was, domineerden computers mijn leven niet.
- In die tijd domineerde het merk de modewereld.
- Tijdens de middeleeuwen domineerde de katholieke kerk Europa.
- In het verleden domineerde de vorige regering het politieke toneel.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Domineren with some of the pronouns.
- Hij heeft de wedstrijd gedomineerd en gewonnen.
- De politie heeft de criminele bende succesvol gedomineerd.
- Het bedrijf heeft de markt voor jarenlang gedomineerd.
- De artiest heeft de muziekscene gedomineerd met zijn hits.
- De politicus heeft lange tijd de politieke arena gedomineerd.