afstoffen

Conjugations List of Afstoffen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstof afstofte afheb afgestoft
jij, je, ustoft afstofte afhebt afgestoft
hij, zij, hetstoft afstofte afheeft afgestoft
wijstoffen afstoften afhebben afgestoft
julliestoffen afstoften afhebben afgestoft
zij, zestoffen afstoften afhebben afgestoft

Presens
Beta

Example presens sentences for Afstoffen with some of the pronouns.

  • Ik stof af in de woonkamer.
  • Jij stoft het boekenrek af.
  • Hij/zij stoft regelmatig de meubels af.
  • Wij stoffen de kasten af op zaterdagochtend.
  • Jullie stoffen de vensterbanken af voor het feest.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afstoffen with some of the pronouns.

  • Ik stofte altijd af voordat er bezoek kwam.
  • Jij stofte vroeger elke week de kamer af.
  • Hij/zij stofte regelmatig de boekenplanken af.
  • Wij stoften vorige maand het hele huis af.
  • Jullie stoften elk oppervlak af voordat je begon te schilderen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afstoffen with some of the pronouns.

  • Ik heb de boekenkast afgestoft.
  • Jij hebt de lampen afgestoft.
  • Hij/zij heeft alle planken afgestoft.
  • Wij hebben gisteren de hele kamer afgestoft.
  • Jullie hebben vandaag al het stof afgestoft.