binnendruppelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | druppel binnen | druppelde binnen | ben binnengedruppeld |
jij, je, u | druppelt binnen | druppelde binnen | bent binnengedruppeld |
hij, zij, het | druppelt binnen | druppelde binnen | is binnengedruppeld |
wij | druppelen binnen | druppelden binnen | zijn binnengedruppeld |
jullie | druppelen binnen | druppelden binnen | zijn binnengedruppeld |
zij, ze | druppelen binnen | druppelden binnen | zijn binnengedruppeld |
Presens
Example presens sentences for Binnendruppelen with some of the pronouns.
- De studenten druppelen de collegezaal binnen.
- Elke ochtend druppelt de regen op het raam.
- De kinderen druppelen langzaam de speeltuin binnen.
- De bezoekers druppelen een voor een het museum binnen.
- Mensen druppelen geleidelijk aan binnen voor de vergadering.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Binnendruppelen with some of the pronouns.
- Vroeger druppelden we altijd samen het bos binnen.
- Toen ik binnenkwam, druppelde de regen nog steeds.
- Gisteren druppelden de gasten één voor één het restaurant binnen.
- In mijn jeugd druppelde ik naar de dansles binnen.
- Terwijl ik sliep, druppelden de gedachten in mijn dromen binnen.
Perfectum
Example perfectum sentences for Binnendruppelen with some of the pronouns.
- De deelnemers zijn de vergaderzaal binnengedruppeld.
- Ik ben net op tijd binnengedruppeld voor de presentatie.
- We zijn gisteravond binnengedruppeld bij het feest.
- Ze is al binnen in het café binnengedruppeld.
- Hij is stilletjes binnengedruppeld zonder dat iemand het merkte.