prijsgeven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | geef prijs | gaf prijs | heb prijsgegeven |
jij, je, u | geeft prijs | gaf prijs | hebt prijsgegeven |
hij, zij, het | geeft prijs | gaf prijs | heeft prijsgegeven |
wij | geven prijs | gaven prijs | hebben prijsgegeven |
jullie | geven prijs | gaven prijs | hebben prijsgegeven |
zij, ze | geven prijs | gaven prijs | hebben prijsgegeven |
PresensBeta
Example presens sentences for Prijsgeven with some of the pronouns.
- Ik geef de prijs vrij.
- Jij geeft de prijs vrij.
- Hij/Zij geeft de prijs vrij.
- Wij geven de prijs vrij.
- Jullie geven de prijs vrij.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Prijsgeven with some of the pronouns.
- Ik gaf de prijs prijs.
- Jij gaf de prijs prijs.
- Hij/Zij gaf de prijs prijs.
- Wij gaven de prijs prijs.
- Jullie gaven de prijs prijs.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Prijsgeven with some of the pronouns.
- Ik heb de prijs prijsgegeven.
- Jij hebt de prijs prijsgegeven.
- Hij/Zij heeft de prijs prijsgegeven.
- Wij hebben de prijs prijsgegeven.
- Jullie hebben de prijs prijsgegeven.