berapen

Conjugations List of Berapen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikberaapberaapteheb beraapt
jij, je, uberaaptberaaptehebt beraapt
hij, zij, hetberaaptberaapteheeft beraapt
wijberapenberaaptenhebben beraapt
jullieberapenberaaptenhebben beraapt
zij, zeberapenberaaptenhebben beraapt

Presens
Beta

Example presens sentences for Berapen with some of the pronouns.

  • Ik berapen de situatie en probeer een oplossing te vinden.
  • Jij berapent je fouten en leert ervan.
  • Hij berapent zijn slechte gedrag en belooft beterschap.
  • Wij berapen de schade en herstellen wat mogelijk is.
  • Zij berapen de miscommunicatie en proberen het recht te zetten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Berapen with some of the pronouns.

  • Ik berapte de situatie en probeerde een oplossing te vinden.
  • Jij berapte je fouten en leerde ervan.
  • Hij berapte zijn slechte gedrag en beloofde beterschap.
  • Wij berapten de schade en herstelden wat mogelijk was.
  • Zij berapten de miscommunicatie en probeerden het recht te zetten.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Berapen with some of the pronouns.

  • Ik heb de situatie berapen en een oplossing gevonden.
  • Jij hebt je fouten berapen en ervan geleerd.
  • Hij heeft zijn slechte gedrag berapen en belooft beterschap.
  • Wij hebben de schade berapen en hersteld wat mogelijk was.
  • Zij hebben de miscommunicatie berapen en het rechtgezet.