sjilpen

Conjugations List of Sjilpen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksjilpsjilpteheb gesjilpt
jij, je, usjilptsjilptehebt gesjilpt
hij, zij, hetsjilptsjilpteheeft gesjilpt
wijsjilpensjilptenhebben gesjilpt
julliesjilpensjilptenhebben gesjilpt
zij, zesjilpensjilptenhebben gesjilpt

Presens
Beta

Example presens sentences for Sjilpen with some of the pronouns.

  • Ik sjilp in de ochtend als ik wakker word.
  • Jij sjilpt graag bij het raam.
  • Hij sjilpt vrolijk een liedje.
  • Zij sjilpt altijd als ze blij is.
  • Wij sjilpen samen tijdens het wandelen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Sjilpen with some of the pronouns.

  • Vroeger sjilpte ik elke dag in mijn kindertijd.
  • Toen jij klein was, sjilpte je altijd.
  • Hij sjilpte vaak als hij alleen was.
  • Zij sjilpte terwijl ze door het park liep.
  • Wij sjilpten samen tijdens onze vakantie.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Sjilpen with some of the pronouns.

  • Ik heb gesjilpt toen ik de vogel zag.
  • Jij bent gaan sjilpen na het goede nieuws.
  • Hij heeft al veel gesjilpt in zijn leven.
  • Zij is naar buiten gelopen en heeft gesjilpt.
  • Wij hebben vaak gesjilpt op feestjes.