losbeuken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | beuk los | beukte los | heb losgebeukt |
jij, je, u | beukt los | beukte los | hebt losgebeukt |
hij, zij, het | beukt los | beukte los | heeft losgebeukt |
wij | beuken los | beukten los | hebben losgebeukt |
jullie | beuken los | beukten los | hebben losgebeukt |
zij, ze | beuken los | beukten los | hebben losgebeukt |
PresensBeta
Example presens sentences for Losbeuken with some of the pronouns.
- Ik losbeuk
- Jij lostbeukt
- Hij/Zij/Het lostbeukt
- Wij lossenbeuken
- Jullie lossenbeuken
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Losbeuken with some of the pronouns.
- Ik losbeukte
- Jij losbeukte
- Hij/Zij/Het losbeukte
- Wij losbeukten
- Jullie losbeukten
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Losbeuken with some of the pronouns.
- Ik heb losbeukt
- Jij hebt losbeukt
- Hij/Zij/Het heeft losbeukt
- Wij hebben losbeukt
- Jullie hebben losbeukt