dereguleren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | dereguleer | dereguleerde | heb gedereguleerd |
jij, je, u | dereguleert | dereguleerde | hebt gedereguleerd |
hij, zij, het | dereguleert | dereguleerde | heeft gedereguleerd |
wij | dereguleren | dereguleerden | hebben gedereguleerd |
jullie | dereguleren | dereguleerden | hebben gedereguleerd |
zij, ze | dereguleren | dereguleerden | hebben gedereguleerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Dereguleren with some of the pronouns.
- Ik dereguleer de markt.
- Jij dereguleert de economie.
- Hij/Zij dereguleert het transportstelsel.
- Wij dereguleren de regelgeving.
- Zij dereguleren het bedrijfsleven.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Dereguleren with some of the pronouns.
- Ik dereguleerde de sector.
- Jij dereguleerde het beleid.
- Hij/Zij dereguleerde de wetgeving.
- Wij dereguleerden de markt.
- Zij dereguleerden de industrie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Dereguleren with some of the pronouns.
- Ik heb gedereguleerd.
- Jij hebt gedereguleerd.
- Hij/Zij heeft gedereguleerd.
- Wij hebben gedereguleerd.
- Zij hebben gedereguleerd.