brandschilderen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | brandschilder | brandschilderde | heb gebrandschilderd |
jij, je, u | brandschildert | brandschilderde | hebt gebrandschilderd |
hij, zij, het | brandschildert | brandschilderde | heeft gebrandschilderd |
wij | brandschilderen | brandschilderden | hebben gebrandschilderd |
jullie | brandschilderen | brandschilderden | hebben gebrandschilderd |
zij, ze | brandschilderen | brandschilderden | hebben gebrandschilderd |
PresensBeta
Example presens sentences for Brandschilderen with some of the pronouns.
- Ik brandschilder een prachtig glas-in-loodraam.
- Jij brandschildert de contouren van het ontwerp.
- Hij/zij/het brandschildert delicate bloemmotieven op het porselein.
- Wij brandschilderen een historisch paneel voor het museum.
- Jullie brandschilderen kleurrijke patronen op de keramische tegels.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Brandschilderen with some of the pronouns.
- Vroeger brandschilderde ik vaak kerkramen.
- Toen ik jong was, brandschilderde ik porseleinen servies.
- De kunstenaar brandschilderde regelmatig op glaspanelen.
- Terwijl het buiten stormde, brandschilderde ik binnenshuis.
- Tijdens mijn studie brandschilderde ik veel grafische ontwerpen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Brandschilderen with some of the pronouns.
- Ik heb een meesterwerk brandschilderd op het glas.
- Jij hebt de details van het ornament brandschilderd.
- Hij/zij/het heeft een hele collectie vazen brandschilderd.
- Wij hebben al vele ramen brandschilderd in oude kerken.
- Jullie hebben de kunst van het brandschilderen goed onder de knie.