comprimeren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | comprimeer | comprimeerde | heb gecomprimeerd |
jij, je, u | comprimeert | comprimeerde | hebt gecomprimeerd |
hij, zij, het | comprimeert | comprimeerde | heeft gecomprimeerd |
wij | comprimeren | comprimeerden | hebben gecomprimeerd |
jullie | comprimeren | comprimeerden | hebben gecomprimeerd |
zij, ze | comprimeren | comprimeerden | hebben gecomprimeerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Comprimeren with some of the pronouns.
- Ik compresseer de bestanden.
- Jij comprimeert de gegevens.
- Hij/Zij/Het comprimeert de map.
- Wij comprimeren de documenten.
- Jullie comprimeren de afbeeldingen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Comprimeren with some of the pronouns.
- Ik comprimeerde de bestanden.
- Jij comprimeerde de gegevens.
- Hij/Zij/Het comprimeerde de map.
- Wij comprimeerden de documenten.
- Jullie comprimeerden de afbeeldingen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Comprimeren with some of the pronouns.
- Ik heb de bestanden gecomprimeerd.
- Jij hebt de gegevens gecomprimeerd.
- Hij/Zij/Het heeft de map gecomprimeerd.
- Wij hebben de documenten gecomprimeerd.
- Jullie hebben de afbeeldingen gecomprimeerd.