decideren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | decideer | decideerde | heb gedecideerd |
jij, je, u | decideert | decideerde | hebt gedecideerd |
hij, zij, het | decideert | decideerde | heeft gedecideerd |
wij | decideren | decideerden | hebben gedecideerd |
jullie | decideren | decideerden | hebben gedecideerd |
zij, ze | decideren | decideerden | hebben gedecideerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Decideren with some of the pronouns.
- Ik beslis over de route van de excursie.
- Jij beslist welke film we gaan kijken.
- Hij beslist altijd wat hij wil eten.
- Zij beslissen samen welke kleur ze de muur willen verven.
- Wij beslissen over de nieuwe regels op school.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Decideren with some of the pronouns.
- Vroeger besliste ik altijd snel, maar nu neem ik meer tijd.
- Toen ik jong was, besliste ik om voor arts te studeren.
- Hij besliste vroeger impulsief, maar nu denkt hij beter na.
- Zij beslisten altijd samen welk restaurant ze zouden bezoeken.
- Wij beslisten vroeger zonder veel overleg, maar nu overleggen we goed.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Decideren with some of the pronouns.
- Ik heb besloten om naar de film te gaan.
- Jij hebt gisteren beslist om te stoppen met roken.
- Hij heeft eindelijk besloten om een nieuwe baan te zoeken.
- Zij hebben besloten om op vakantie te gaan naar Spanje.
- Wij hebben besloten om het feest volgende week te organiseren.