doorzien

Conjugations List of Doorzien.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzie doorzag doorheb doorgezien
jij, je, uziet doorzag doorhebt doorgezien
hij, zij, hetziet doorzag doorheeft doorgezien
wijzien doorzagen doorhebben doorgezien
julliezien doorzagen doorhebben doorgezien
zij, zezien doorzagen doorhebben doorgezien

Presens

Example presens sentences for Doorzien with some of the pronouns.

  • Ik zie de waarheid door.
  • Jij ziet de oplossing door.
  • Hij/Zij/Het ziet het probleem door.
  • Wij zien de mogelijkheden door.
  • Jullie zien de gevolgen door.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Doorzien with some of the pronouns.

  • Vroeger zag ik de waarheid niet door.
  • Als kind zag jij niet altijd alles door.
  • Hij/Zij/Het zag de consequenties niet door.
  • Wij zagen de mogelijke problemen niet door.
  • Jullie zagen de dubbele agenda niet door.

Perfectum

Example perfectum sentences for Doorzien with some of the pronouns.

  • Ik heb de situatie doorzien.
  • Jij hebt de verborgen boodschap doorzien.
  • Hij/Zij/Het heeft de valstrik doorzien.
  • Wij hebben de werkelijke intenties doorzien.
  • Jullie hebben de leugen doorzien.