dutten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | dut | dutte | heb gedut |
jij, je, u | dut | dutte | hebt gedut |
hij, zij, het | dut | dutte | heeft gedut |
wij | dutten | dutten | hebben gedut |
jullie | dutten | dutten | hebben gedut |
zij, ze | dutten | dutten | hebben gedut |
PresensBeta
Example presens sentences for Dutten with some of the pronouns.
- Ik dut regelmatig in de middag.
- Jij dut altijd tijdens de les.
- Hij dut vaak op de bank.
- Zij dutten gisteren in het park.
- Wij dutten even na het avondeten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Dutten with some of the pronouns.
- Ik dutte vroeger veel tijdens de lessen.
- Jij dutte gisteren in de auto.
- Hij dutte elke dag na het eten.
- Zij dutten altijd tijdens de film.
- Wij dutten regelmatig in de trein.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Dutten with some of the pronouns.
- Ik heb gedut na het werk.
- Jij hebt vanochtend gedut.
- Hij is gisteravond ingedut voor de televisie.
- Zij hebben al meerdere keren gedut vandaag.
- Wij zijn na het sporten ingedut.